DE HOBBYFOKKER AAN HET WOORD

 

J. Bindt, Oostzaan
Keuringen zijn juist zo gezellig
“Alle geiten zijn net geprikt en ik ben weer helemaal ziektevrij”, vertelt Jan Bindt uit Oostzaan trots, “alleen mag ik nu niet meer naar keuringen en dat doe ik toch, vandaar dat ik geen certificaat heb.”
Als jongen heeft hij vroeger al geiten gehad, maar met de fokkerij is hij pas na zijn trouwen begonnen. 52 jaar geleden is hij getrouwd en toen heeft hij witte geiten gekocht en is hij lid geworden van het stamboek. Ook is hij toen begonnen met de koeiefokkerij. “Mijn koeien en geiten heten allemaal Jacoba en verder gewoon het volgnummer”, vertelt hij, “omdat mijn vrouw zo heet.”
In de hoek van de kamer staat een geweldig imposante bekerkast. Als ik ernaar vraag, zegt de oude Bindt: “Ja, het zijn ook bekers van de koeien. En ik heb nog meer, maar dat staat nu op zolder, want dat paste niet meer in de kast.” 
Jan Bindt toont hier samen met zijn vrouw naast hem, trots zijn eigenaarsgroep op de tentoonstelling in Purmerend 1991.

Jan Bindt is in de fokkerij van Noord-Holland al jaren een begrip. Hij heeft nog steeds prachtige geiten die bijna altijd bovenaan staan. Hij legt uit dat hij altijd zeer selectief is geweest met de keuze van de bokken en daar zijn mooie geitenstapel aan te danken heeft.
De bokken die hij kocht waren van de vereniging, maar stonden bij hem als bokhouder. “En bokken van de vereniging kan ik hier nu ook niet meer hebben, door dat ziektegedoe.”
Jan Bindt ziet het zwaar in voor de hobbyfokkerij. Hij ziet daarvoor meerdere oorzaken. Het aantal leden wat verminderd: “Jonge mensen hebben andere hobby’s,” zegt hij.
Verder het verschil in ziektevrij en niet ziektevrij, en de opkomst van de commerciële geitenhouderij. Zo ook zijn eigen afdeling in Oostzaan. In het verleden had die 21 leden en nu nog maar zes of acht.
Vroeger waren ze ook als vereniging lid van de gezondheidsdienst, nu mag dat niet meer en moet ieder bedrijf individueel lid zijn. “De gezondheidsdienst willen de tentoonstellingen niet meer en dat is nou juist waar je zoveel mensen treft.
En hoe we in Nederland de geiten hebben leren voorbrengen, nou dat zie je in het buitenland niet. We hebben dat geleerd vanuit de Friese fokkerij.” In Noord-Holland zijn er nog weinig keuringen voor certificaatwaardige (ziektevrije) bedrijven.
Jan Bindt is een keer op een nationale keuring in Denemarken geweest en een keer in Engeland. Samen met zijn vriend en collega koeienfokker Gerrit Stapel is hij 25 jaar geleden naar Denemarken geweest.
Het was voor hem de eerste keer dat hij in een vliegtuig zat. “Ik ben daar in Denemarken gewoon de ring in gegaan en ze hebben mij in alle talen geprobeerd eruit te krijgen, behalve in het Oostzaans en daarom bleef ik er in”, vertelt hij.
De geiten in Nederland waren veel mooier dan wat hij daar zag.
Jan Bindt is 76 en zegt dat hij al 70 jaar melkt. Als jochie van zes mocht hij al een keer per dag melken, en als jongen van acht al twee keer per dag. Voor school ging hij al melken.
Behalve koeien heeft hij bijna zijn hele leven ook geiten gehad. Even zijn ze weg geweest omdat hij het te druk had met allerlei bestuurlijke functies.
Hij mistte ze zo, dat hij op de keuring in Almaar twee Kapitteles kocht van mevrouw Groneman die 1A stonden, en met deze is hij weer gaan fokken en heeft alle nakomelingen weer Jacoba genoemd. Mevrouw Groneman had ook een naam in de koeienfokkerij. Daar kende hij haar van.
Zes generaties naast elkaar. Het zijn allemaal geiten van J. Bindt, Oostzaan. 
   
Momenteel zit hij in een maatschap met zijn kleinzoon die het bedrijf over gaat nemen. De kleinzoon heeft ook een loopstal gezet, waar 34 koeien worden gemolken. Deze koeien zitten allemaal nog steeds in het stamboek.
De familie Bindt maakt ook zelf kaas, en behalve geitenkaas ook koeienkaas. Vrijdags en zaterdags hebben ze een winkeltje aan huis.
“De geiten beginnen nu eindelijk ook wat rendement op de leveren”, vertelt Bindt. “En als ik ze tap, zijn de lammeren ook veel meer waard.”
Jan Bindt heeft zijn lammeren altijd ziektevrij opgefokt met koeienbiest en dat werkt dus goed. Hij voert ze vier keer op een dag. “Beter wat vaker voeren en dan een beetje, dan nemen ze beter op.”
Ze krijgen hooi, geplette haver en geplette tarwe en grasbrok en A-brok. De geiten van Bindt zien er kolossaal uit en komen beslist niets tekort.
Ook de stallen zien er keurig uit.
“Wat ook een nadeel is van de commerciële geitenfokkerij, is de uiers, die worden gewoon veel te groot, dat kun je niet meer tonen,” zegt hij. Hij heeft ook geiten met grote uiers, maar die neemt hij niet mee naar keuringen.
Hij heeft een mooie melktafel met een melkmachine waarmee hij altijd zelf zijn geiten melkt.
Deze tafel heeft hij in het ziekenhuis zitten tekenen, toen hij daar lag voor een nieuwe heup. Zijn eerste zorg was toen, hoe kan ik straks mijn geiten weer melken.
Nu hij niet meer goed bukken kan, komen de geiten omhoog op een melktafeltje.
Ik vraag hem wat hij vindt van de fokgroepen. Hij vindt het wel een goed idee, alleen gaat er zelf niet meer heen. Hij vindt Barneveld te ver en vindt zichzelf er te oud voor.
Hij is ook bang dat deze fokgroepen ook weer teveel voor de commerciëlen gaan denken.
“De hobbyfokkerij zit in zwaar weer”, is zijn mening waar hij duidelijk voor uit komt.
Monique Zwetsloot
"De Geitehouder + melkgeit", februari 1996

 

WWW.WITTEGEITEN.ORG